
Afbeelding van Monika via Pixabay
Uren later werd hij wakker in de laadruimte van de auto. Het eerste wat zich bij hem voegde was de eenzaamheid, daarna kwam de onrust en dan het verdriet, dat er al was zolang als hij zich kon herinneren. Hij kroop uit de auto. De zon stond op het hoogste punt van haar lage winterbaan. Aan weerszijden van de dijk flonkerde en schitterde het ijs, er leken vonken op te dansen. Het was spectaculair. Maar zelfs nu was daar de demon, iets wat aan hem vrat.
Uit: Oek de Jong, Zwarte Schuur, p.222
Hij liep de vallei in. Ergens liet hij zich omlaagglijden langs de helling van de dijk, door het beijzelde gras. Om hem heen was er alleen nog flonkering en schittering en stilte. Met de punt van zijn schoen hakte hij een gat in het ijs. Hij boog zich voorover om met zijn hand het water op te scheppen en er zijn gezicht mee te wassen. Een paar seconden was de onrust er niet, een paar seconden was er alleen de zon die hem verwarmde, de schittering van het ijs en zijn hand die water schepte op een plek waar hij nooit eerder was geweest.
Klik hier voor een bijzondere versie van ‘Erbarme Dich‘